Flensjes met peer

Bereiden

Maak de frangipane door in een kom de gemalen amandelen met de suiker, boter, het ei en de rum met een garde door elkaar te kloppen. Zet weg.

Verhit een koekenpan op hoog vuur.

Laat 50 g boter smelten in een kom in de magnetron of in een pan op laag vuur. Neem een paar vellen keukenpapier en verkreukel ze tot een prop. Doop de prop keukenpapier licht in de gesmolten boter en vet er de pan mee in.

Schep een opscheplepel beslag in de koekenpan (je moet precies weten hoeveel je nodig hebt zodat de hele bodem van de pan er mee wordt bedekt).

Kantel de pan, zodat het beslag gelijkmatig over de bodem uitloopt.

Dompel een deegkwast in de gesmolten boter en bestrijk er het flensje mee. Laat ongeveer 2 minuten bakken.

Draai het flensje om met een metalen spatel en bak de andere kant even.

Bestrijk het flensje zodra het aan beide kanten gaar is met gesmolten boter. Vouw het flensje dubbel.

Schil de halve peer en snijd hem in vieren. Bak de stukjes peer in de boter in een koekenpan tot ze rondom mooi goudbruin zijn.

Smeer de frangipane over het dubbelgevouwen flensje en schik er de partjes peer op. Vouw het flensje tot een driehoek.

Garneer met geklopte slagroom en strooi er desgewenst praline over. Dien onmiddellijk op.

Basisbeslag flensjes (ca. 30 flensjes)

Doe 500 g tarwemeel met 150 g suiker en 10 g zout in een ruime kom. Meng alles met de hand of met een houten lepel.

Maak een kuiltje in het midden en doe er 4 eieren en 50 ml melk in. Klop met een garde (begin vanuit het midden om een beslag zonder klontjes te krijgen) en meng er geleidelijk 250 ml liter melk door.

Klop er wanneer het beslag helemaal glad is 25 g gesmolten boter door (het beslag moet goudbruin zijn). Voeg de overgebleven melk toe en klop met een garde tot het beslag vloeibaar is. Giet het beslag zo nodig door een fijne zeef om eventuele klontjes of stukjes ei te verwijderen.

Dek de kom af met aluminiumfolie en laat het beslag dan minstens 1 uur in de koelkast rusten.